Verschillende bogen[bewerken] Zie boog (wapen) voor het hoofdartikel over dit onderwerp.
  • Longbow - Een traditionele houten boog die van oorsprong uit Engeland komt. Deze boog is meestal uit één stuk hout gemaakt en hier wordt op de traditionele manier (zonder enige hulp of richtmiddelen) mee geschoten.
  • Barebow - is een recurve boog, zowel een moderne metalen boog met losse latten, als een jachtboog die meestal uit één stuk hout is gemaakt. Bij Barebow spreekt het woord voor zich, en worden er geen hulpmiddelen, zoals een vizier en stabilisatie gebruikt. Met deze manier van schieten wordt er langs de pijl gekeken en zo op het doel gemikt.
  • Recurveboog - Ook wel lattenboog genoemd. Is een boog die onder de huidige Olympische discipline valt. Bij deze bogen wordt vaak gebruikgemaakt van vizieren, stabilisatie en andere hulpmiddelen om zo nauwkeurig mogelijk te schieten.
  • Compoundboog - Ook wel katrolboog genoemd. Het is een "hightech" boog met katrollen zodat de pees bij geringere booglengte toch ver kan worden uitgetrokken. Vrijwel altijd is de constructie zodanig dat er tijdens het uitrekken een krachtmaximum (piek) gepasseerd wordt, waardoor de kracht die nodig is bij het richten tot 75% lager is dan de kracht die nodig is om de boog uit te trekken.

De laatste twee typen bestaan meestal uit een stijf middenstuk waarop de flexibele booglatten (werparmen) worden gemonteerd. Op het middenstuk kunnen naast de handgreep eventueel accessoires als een vizier, een drukpunt, stabilisatoren, worden geplaatst.Dit is afhankelijk van de te schieten discipline, alsook van iedere schutter individueel.

Schiettechniek[bewerken]

Meestal wordt de boog vastgehouden met de hand tegenovergesteld aan het dominante oog. Mensen met een rechts dominant oog houden hun boog in hun linkerhand. In dit artikel wordt ervan uitgegaan dat het rechtse oog dominant is. Met de rechterhand (de middelste drie vingers) trekken zij de pees naar zich toe, en plaatsen de vingers op het gezicht (ankeren). Waar op het gezicht is afhankelijk van de discipline waarin wordt geschoten. De zin hiervan is een steeds reproduceerbare positie te verkrijgen voor ieder schot. Over het algemeen draagt de schutter bescherming op de linkerarm, zodat de pees niet tegen de onderarm aan knalt. Ook wordt er een vingertab gedragen aan de vingers van de rechterhand. Dit is nodig voor bescherming, maar ook zodat je de bovenkant makkelijk tegen je gezicht aan kunt zetten. Compoundschutters gebruiken geen tab maar een release, een haakje waarmee ze de pees pakken en dat door een knopje kan worden gelost. Dit voorkomt rollen van de pees (wat nog wel eens voorkomt bij lossen met de vingers) en ernstige losfouten die door de kracht van een compound zeer resoluut worden afgestraft.

Het is belangrijk goed te staan voor het schieten. De schutter moet zorgen dat hij of zij stevig staat en dwars (met de linkerschouder richting het doel) op de pijlrichting. Hij houdt de boog parallel met de grond en plaatst de pijl met de nock (inkeping op de achterkant) op de pees. De afwijkende kleur van de veren moet naar buiten staan. Dan trekt hij de pijl naar achteren met drie vingers.

Daarna brengt de schutter de boog omhoog en richt op het doel. Zijn hand moet tegen zijn gezicht zitten. De arm waarin hij de boog vasthoudt moet recht zijn. De booghand moet in een stand van 45° staan, zodat de pees na het loslaten de arm niet raakt. De elleboog van de rechterarm moet schuin omhoog gericht zijn. Als de schutter het geel (het midden van het doel of blazoen) door zijn vizier, of gewoon over de pijlpunt ziet, laat hij de pees los.